Afvaltoerisme
Afvaltoerisme
door: Peter Huijzer
25 oktober 2023
Afgelopen week viel er een envelop van de gemeente in de bus, met daarin ‘belangrijke informatie over uw afvalcontainers’. De afvalcontainers in de dorpskernen worden binnenkort afgesloten, zo luidde de boodschap. Dat wil zeggen: ze zijn binnenkort alleen nog maar te openen met een speciale milieupas voor inwoners van de desbetreffende bebouwde kom. Dit wordt in de eerste plaats gedaan om ‘problemen zoals afvaltoerisme aan te pakken’. Nu wonen wij niet in de bebouwde kom, dus zo belangrijk was die informatie voor ons eigenlijk niet. Toch bleef ik hangen aan het woord ‘afvaltoerisme’. Na sekstoerisme en drugstoerisme is afvaltoerisme blijkbaar het volgende stadium in de algehele verloedering der zeden. Een schande!
Ik moet bekennen dat ik me laatst bijna zelf schuldig heb gemaakt aan dit vergrijp. Om de ernst van deze weliswaar mislukte poging te kunnen bevatten, is een korte excursie langs de afvalhuishouding van ons wooncollectief onontbeerlijk.
Want ondanks het feit dat ons achtpersoonshuishouden is samengesteld uit louter milieubewuste individuen, is de hoeveelheid afval die het produceert niet gering. Het meeste afval belandt gelukkig op onze composthoop, om na enige maanden – of jaren – zijn weg naar onze moestuin te vinden, en uiteindelijk in de vorm van verse groenten opnieuw op ons bord te belanden. De kringloop van het leven, u weet wel. Ook onze kippen en schapen maken deel uit van die kringloop en helpen vrolijk mee met het verwerken van onze oude kliekjes en het bemesten van ons kleine stukje aarde. (Ook wij zouden nog veel actiever aan die kringloop kunnen deelnemen door ons composttoilet wat intensiever te gebruiken, maar meestal geven we er toch de voorkeur aan om onze eigen vruchtbare mest linea rectum het riool in te spoelen, wat welbeschouwd doodzonde is.)
Van afval dat weer wordt opgenomen in de kringloop van het leven kun je je natuurlijk afvragen of het werkelijk afval is. Afval in enge zin, zou ik willen zeggen, is datgene waar je echt niets meer mee kunt, een ‘restproduct’ waar niets of niemand uiteindelijk op zit te wachten en dat de voornoemde kringloop meestal, helaas, alleen maar schade toebrengt. In de woorden van Eva von Redecker:
Het is de levende natuur die cycli creëert, waarin alle delen in beweging blijven en steeds opnieuw in regenererende kringlopen worden opgenomen. Het kapitalisme tapt daarvan slechts gedeeltelijk iets af en bekommert zich niet om het grotere geheel. Het heeft immers een heel ander doel: snelle, door concurrentie opgejaagde winst. Overal waar deze trechter wordt gehanteerd, blijven enorme hoeveelheden afval achter. Het opgewaaide ‘waarde-stof’ verhult hoeveel troep, reststof en nutteloosheid er wordt geproduceerd.
De (kapitalistische) mens is daarmee de enige diersoort is die afval produceert: de homo prullonomicus.
De productie van dergelijk afval proberen we hier in huis allereerst te beperken door groenten en fruit uit eigen tuin te eten, of deze anders zoveel mogelijk verpakkingsvrij (en onbespoten) in te kopen bij de zorgtuinderij in het dorp. Noten, rozijnen en andere droogwaren worden waar mogelijk in grootverpakkingen besteld en vervolgens, om al die voorraden tegen muizen en ander ongedierte te beschermen, overgeheveld in talloze opgespaarde glazen potten in alle soorten en maten – die daarmee eveneens een tweede leven worden gegund.
Voor veel andere levensmiddelen zijn we echter nog altijd aangewezen op de lokale middenstand, en een geheel verpakkingsvrije winkel ben ik hier in de wijde omtrek nog niet tegengekomen. Supermarkten hebben bovendien de kwaadaardige gewoonte om juist hun biologische groenten stuk voor stuk in plastic te verpakken, zodat je je als consument elke keer weer voor het duivelse dilemma tussen pesticiden en microplastics geplaatst ziet.
Wie in het buitengebied woont, ontdekt ook gauw genoeg dat het bij speciale benodigdheden een stuk makkelijker is om deze aan huis te laten bezorgen dan daarvoor een reis naar de stad te ondernemen (al heb ik me laten vertellen dat dat inmiddels ook geldt voor veel mensen die nota bene ín de stad wonen). Al die pakketjes komen natuurlijk in dozen, en daarom is het niet verwonderlijk dat onze papiercontainer altijd weer als eerste vol zit. Maar ook de containers voor plastic verpakkingen, restafval en zelfs het gft puilen regelmatig uit – zeker wanneer we alle acht weer eens vergeten zijn om er eentje bijtijds aan de weg te zetten.
Toch bekommer ik me in het geheel niet om die containers. Die mental load wordt namelijk al door minstens vier anderen gedragen, en zoals elke managementgoeroe je kan vertellen, wordt een taak niet per se beter uitgevoerd naarmate daarvoor meer mensen verantwoordelijk gemaakt worden. Voor deze keer zal ik dus het oordeel van die managementgoeroes onderschrijven. Mijn aandeel in onze op arbeidsdeling gestoelde afvaleconomie betreft het glas en het statiegeld. Aangezien ik toch al de wekelijkse boodschappen doe en bovendien verantwoordelijk ben voor het grootste deel van de lege bierflesjes en -blikjes, kan ik die mentale en fysieke last er relatief eenvoudig bijnemen.
Zo rijd ik dus regelmatig met een volle, naar dood bier geurende achterbak naar Parijsch, want zo heet het dichtstbijzijnde winkelcentrum hier (liever in Mokum zonder poen, dan in Parijsch met een miljoen, zong Johnny Jordaan niet voor niets). Laatst zat onze papierbak weer eens overvol, dus leek het me een kleine moeite om die ook maar meteen mee te nemen.
Een afvaltoerist is zo geboren.
Parijsch ligt namelijk in een andere gemeente – in een andere provincie zelfs! – en in die gemeente waren reeds overal van die ‘slimme’ containers geplaatst. Mij waren ze in elk geval te slim af. Zo keerde ik met mijn complete papierwinkel onverrichterzake huiswaarts. Wat ik toen nog niet wist, was dat ik zojuist door de voorzienigheid, of in dit geval de gemeente Culemborg, voor een ernstig misdrijf was behoed. En zo kon ik vorige week bij het lezen van die bewuste brief alsnog opgelucht ademhalen.
Toch vraag ik me sindsdien af of dit nu werkelijk de oplossing is voor ons afvalprobleem. Allereerst omdat in de hele afvalkwestie uiteindelijk niet de output, maar de input het probleem vormt, om nog maar eens in managementjargon te spreken. Maar ook, en dit is misschien nog wel fundamenteler, omdat ik een nauwe verwantschap meen te ontwaren tussen de drang om elk plastic bekertje afzonderlijk te belasten en de neiging om elke soepstengel afzonderlijk te verpakken.
Aan beide ligt een behoefte ten grondslag om de weerbarstige werkelijkheid op te delen in helder afgebakende eenheden, om vervolgens de verantwoordelijkheid voor elk van die eenheden aan een individuele instantie te kunnen toeschrijven. Met andere woorden, om te kunnen zeggen ‘dit is van jou en dat is van mij’, of ‘dit hoort hier en dat hoort daar’. Gij zult niet in de container van uw naaste deponeren!
Volgens deze logica ben ik verantwoordelijk voor mijn lege bierblikje en jij voor jouw lege bierblikje, en als een van ons weigert die verantwoordelijkheid te nemen, kost dat diegene 10 eurocent.
Om die logica tot het uiterste te kunnen doorvoeren wordt veel tijd en moeite gestoken in het ontwikkelen van allerlei geavanceerde technologieën, van slimme afvalcontainers tot camerasystemen voor de bewaking van emissievrije zones. Maar al die apparaten werken in mijn ogen vaak alleen maar averechts. Niet zozeer omdat ze zelf vol zeer vervuilende metalen zitten, die soms zelfs door kinderen uit provisorische mijnen worden gewonnen en die vroeg of laat eindigen op een hoge, giftige afvalberg in een land hier ver vandaan; of omdat ze ervoor zorgen dat we inmiddels de facto in een surveillancestaat leven, waarin elke onbenullige handeling een spoor van data achterlaat en waarbij het nog maar de vraag is of de instanties die deze data verzamelen werkelijk om ons welzijn geven. Maar vooral omdat al die apparaten, als het om het milieu gaat, er hoofdzakelijk toe dienen om de schijn van controle te creëren, over een probleem dat in werkelijkheid al lang onbeheersbare proporties heeft aangenomen. Want PFAS-lekken, fijnstofdeeltjes en stikstofoverschotten trekken zich nog veel minder aan van gemeente- wijk- of erfgrenzen dan individuele burgers dat doen.
Slimme afvalcontainers zijn daarmee niets anders dan een vergeefse poging van gemeenten om letterlijk hun eigen straatje schoon te vegen en niet voor de rotzooi van een ander op te hoeven draaien. Maar een ecosysteem, en helaas dus ook de verontreiniging daarvan, laat zich moeilijk onderwerpen aan de logica van verdeel en beheers. Hetzelfde geldt, alle managementgoeroes ten spijt, voor een woongemeenschap (en misschien wel voor elke vorm van menselijk samenleven). Wie in een woongroep woont, weet in elk geval als geen ander dat er zoiets als gezamenlijke rotzooi bestaat, en wat er werkelijk bij komt kijken als je die samen in toom probeert te houden.
Verder lezen:
(O, en doe mij een lol: bestel die boeken niet bij Bol.)
Recente reacties